Lady Hester Stanhope; Een waanzinnig dappere dame
(1776-1839)
Door Antonie Jonges
Lady Hester Stanhope was een opzienbarende persoonlijkheid, al helemaal in haar tijd, waarin dames werden gezien als kwetsbare, weifelende schepsels. Stanhope lapte sociale conventies aan haar laars, was onverschrokken en doelgericht. Dat werd al duidelijk toen Stanhope hoofd was van het huishouden van haar oom, William Pitt, premier van Groot Brittannië. Aangezien Pitt zelf ongetrouwd was, trad Stanhope bij officiële gelegenheden op als zijn gezel. Ze was niet buitengewoon knap (waar Stanhope overigens geheel anders over dacht, want bescheidenheid was haar onbekend) maar ze was zo innemend en gevat dat menig man voor haar viel.
Toen Pitt overleed in 1806 verdween ook Stanhope uit de schijnwerpers, wat ze nauwelijks kon verdragen. Ze kreeg weliswaar een staatstoelage van ₤1200 (nu zo’n € 80.000), maar dat vond ze een belachelijk laag bedrag voor iemand van haar status. Lang hield ze een leven in de schaduw niet vol en in 1810 vertrok ze voor een grote reis naar het Middellandse-Zeegebied met een aantal bedienden en haar lijfarts Charles Meryon. De tocht voerde langs Gibraltar, Malta en Athene naar Constantinopel. In Gibraltar sloeg ze een veel jongere minnaar aan de haak, Michael Bruce, en in Athene ontmoette ze Lord Byron, die ze vilein deed voelen dat ze weinig met hem ophad. Achter zijn rug om imiteerde ze zijn maniertjes tot groot vermaak van haar gezelschap. Byron betitelde Stanhope als ‘that dangerous thing, a female wit’.
Tijdens het verblijf in Constantinopel ging Stanhope volledig op in het Oosterse leven. Ze genoot van alles, ook van publieke onthoofdingen. Eenmaal werd haar zelfs een afgeslagen hoofd gepresenteerd op een zilveren schaal. In 1811 zette ze de reis voort en na vele belevenissen, waaronder schipbreuk bij Rhodos, belandde ze in 1812 in Jeruzalem, een magische stad voor Stanhope, want een waarzegger had haar ooit voorspeld dat ze na een bezoek aan Jerusalem koningin zou worden van een uitverkoren volk.
Lady Stanhope is dan inmiddels niet zo ‘ladylike’ meer. Ze kleedt zich als man, rijdt schrijlings te paard, scheert haar hoofd, draagt een tulband en rookt waterpijp. Ze wordt steeds roekelozer en scheldt in het Arabisch. De reis gaat nu naar Damascus, waar Europeanen geweerd worden en geen vrouw ongesluierd over straat gaat. Ongelooflijk genoeg juichen de inwoners haar toe; kennelijk zien ze haar als een bijzonder wezen of als krankzinnig. Het sterkt Stanhope in haar overtuiging dat ze meer is dan een gewone sterveling.
Nu lonkt de woestijnstad Palmyra, waar ooit de legendarische koningin Zenobia zetelde. De stad ligt in een gebied berucht om zijn roversbenden maar ze weet een bedoeïenenhoofdman in te palmen die haar een escorte en draagkamelen bezorgt. Hester waant zich de nieuwe Zenobia en tot haar genoegen treedt de bevolking haar ook zo tegemoet. De zuilen van de prachtige colonnadeweg hebben consoles waarop mooie meisjes als levende standbeelden staan en ruiters begeleiden haar naar de triomfboog in het midden van de stad. De juichende menigte brengt Stanhope in extase en ze waant zich waarlijk ‘koningin van de woestijn’.
Het bezoek aan Palmyra is een hoogtepunt in Stanhopes leven. Vanaf nu gaat het langzaam bergafwaarts. In het najaar van 1813 vertrekt Bruce naar Engeland om nooit meer terug te keren en Stanhope komt door ziekte op het randje van de dood, maar herstelt. Als ze in 1814 een oude kaart in handen krijgt waarop staat dat in Ashkalon een goudschat ligt start ze een opgravingscampagne. Goud wordt er echter niet gevonden, wel een kolossaal Romeins keizersbeeld, dat Stanhope weliswaar nauwkeurig laat tekenen, maar daarna in gruzelementen laat slaan en in zee werpen, naar eigen zeggen om elke verdachtmaking teniet te doen dat ze voor westerse musea op zoek zou zijn naar antieke sculpturen.
Inmiddels heeft Stanhope besloten nooit meer naar Engeland terug te keren. Dokter Meryon keert in 1817 wel terug. Stanhope koopt nu een huis in Joun (nabij Sidon in Libanon) en laat dit uitbouwen tot een soort middeleeuwse vesting met talloze vertrekken. Ze leeft er als koningin met een uitgebreide hofhouding en houdt zich bezig met het occulte en de Oosterse mystiek. Ze leeft op beloftes en geleend geld en weet zelfs Meryon nog tweemaal over te halen naar haar toe te komen. Hij is ontzet als hij haar de laatste keer in 1837 ziet: tandeloos en afgeleefd, een dreigende verschijning die bedienden afblaft en slaat. Ze is verstrikt geraakt in lokale onrusten en heeft zich de woede van de lokale emir op de hals gehaald. Als in 1838 ook nog haar jaarlijkse toelage wordt stopgezet is het einde in zicht. De bediendes verlaten haar en roven alles ter compensatie van achterstallige betaling. Stanhope sterft in 1839 in haar vervallen en leeggeroofde huis. Dokter Meryon legt zich toe op het schrijven van haar biografie en verdient er een aardig kapitaal mee. Lady Stanhope: gekker komen ze niet, maar ook niet dapperder.