Meer meisjes naar school: Unicef en Djoser in Jemen
“Soms merk je dat Jemen een slechte reputatie heeft. Dat vind ik niet terecht.” Aldus Lieke van de Wiel over het land waar ze voor Unicef werkt. “ De mensen zijn heel aardig en open. Het is prettig wonen hier. Jemen is een bijzonder land, maar wel een land dat steun kan gebruiken.”
De Nederlandse Van de Wiel woont sinds twee jaar met haar gezin in Sana’a, de hoofdstad van Jemen. Ze is daar verantwoordelijk voor het onderwijsprogramma van Unicef dat voorrang biedt aan het recht van meisjes op onderwijs. Unicef besteedt vanaf 2008 de donaties van Djoser en reizigers aan dit programma.
Natuurlijk komt de kinderrechtenorganisatie daarbij problemen tegen. Op cultureel vlak, maar vooral financieel; de olie is bijna op. Een probleem met zowel een culturele als financiële component is dat veel meisjes niet of veel te kort naar school gaan. “Vooral op het platteland, waar bijna driekwart van de bevolking leeft, gaan de meisjes meisjes laat naar school,” vertelt Lieke. “Ze gaan meestal pas voor het eerst als ze zeven zijn. Rond hun tiende jaar - als de puberteit inzet - worden ze vaak weer van school gehaald. Dat doen ouders bijvoorbeeld omdat er geen vrouwelijke leerkrachten zijn, omdat er jongens in de klas zitten of omdat de kinderen ver moeten lopen naar school en het te gevaarlijk is op straat.”
Imams werken mee
Een van de dingen die Lieke probeert te doen, is de discussie over dit onderwerp in de samenleving aanzwengelen. De boodschap van Unicef is helder: wat de redenen ook zijn waarom meisjes op dit moment niet naar school gaan, het moet in de toekomst anders. Maar een boodschap verspreiden in een plattelandssamenleving waar het leven nog zo traditioneel is als hier, vergt creativiteit. Alleen al in praktische zin, zo ontdekte Lieke. Op het platteland is bijvoorbeeld nog maar heel weinig televisie, communicatie gaat er op andere manieren. Daarom hebben wij een aantal dichters gevraagd gedichten of slogans over dit onderwerp voor ons te maken. Zo
proberen we te bereiken dat mensen die in de traditionele gemeenschap een belangrijke positie innemen, zich achter het onderwerp scharen.” De goede samenwerking tussen Unicef en het ministerie van religieuze zaken speelt daarbij een belangrijke rol. Lieke: “Imams van het ministerie hebben passages uit de koran verzameld waaruit blijkt dat meisjes recht hebben op onderwijs. Dat materiaal hebben zij verspreid onder hun collega’s in het land.”
Minder schoolverlaters
De Jemenitische bevolking ervan overtuigen dat meisjes naar school moeten is één ding, maar Unicef werkt ook aan een betere toegankelijkheid van de school voor meisjes. Zo zet de kinderrechtenorganisatie zich, samen met overheid en gemeenten, in voor meer kleine scholen op het platteland, zodat de meisjes minder ver hoeven te lopen. Ook loopt er een proefproject dat moet zorgen voor meer vrouwen voor de klas. “Daarvoor heeft de gemeenschap meisjes geselecteerd met een middelbare schoolopleiding”, vertelt Lieke. “Die worden in drie jaar klaargestoomd tot leerkracht. Tijdens de opleiding gaan ze al aan de slag in de streek waar ze vandaan komen. Met een goed salaris. De eerste groep is in augustus 2007 met de opleiding begonnen. Ze werken sinds september met groep een en twee en groeien met deze klassen mee. We hopen over
drie jaar te kunnen zien dat minder meisjes vroegtijdig van school gaan.” Ook vóór die tijd is het project al de moeite waard omdat deze meisjes nu in elk geval een opleiding en een baan hebben. Unicef gebruikt de bijdrage van Djoser om de opleiding van 377 vrouwelijke leerkrachten te steunen. Andere organisaties, waaronder de Wereldbank, nemen nog eens 400 opleidingsplaatsen voor hun rekening.
Eén lokaal, 80 kinderen
Ten slotte moeten de scholen natuurlijk ook in staat worden gesteld om zo goed en ‘kindvriendelijk’ mogelijk les te geven. In het begin was Lieke geschokt door de zware omstandigheden waaronder leraren vaak hun werk moeten doen.
“Er is daar gewoon niets! De kinderen zitten tegen elkaar aan op de grond. Er is geen ventilatie en er is nauwelijks materiaal. Het is echt een hele toer voor de leerkrachten.” Op een dag was Lieke op weg naar een school in het woestijngebied, toen de chauffeur de weg kwijtraakte. Na drie uur rondrijden kwamen ze eindelijk bij een dorp. “Het bleek een ander dorp te zijn, maar toen ze zagen dat we van Unicef waren, trokken ze ons zo de auto uit. Ze wilden hun school laten zien. Hoewel de les al lang klaar was, zaten binnen de kortste keren tachtig kinderen in het enige klaslokaal, gemaakt van takken met een dak van stro. Er was één leerkracht, één schoolbord en de kinderen werkten met blocnotes en potloden van Unicef. Deze kinderen wilden heel graag een echte school. En ze dachten dat wij ze die kwamen geven. Gelukkig kon ik zien dat ze op de lijst van het ministerie stonden voor een schooltje met drie lokalen. Het raakte me vooral dat er zoveel interesse is in school en onderwijs. Als je als reiziger van Djoser tijdens een woestijnrit een dorp binnenrijdt, vraag dan vooral of je de school mag bezoeken. Mensen laten hun school graag zien, ze zijn er trots op.”
Kinderen eerst
Unicef, de kinderrechtenorganisatie van de Verenigde Naties, zet zich overal ter wereld in voor kinderen en hun rechten. In circa 155 landen steunt Unicef projecten, onder andere op het gebied van water, voeding, gezondheidszorg en onderwijs. Verder helpt Unicef kinderen die extra zorg nodig hebben, bijvoorbeeld omdat ze er alleen voor staan, op straat leven, moeten werken of slachtoffer zijn van een gewapend conflict. Voor de financiering van deze hulp aan kinderen is Unicef volledig afhankelijk van vrijwillige bijdragen van particulieren, overheden, bedrijven en organisaties. Djoser steunt het werk van Unicef onder meer door iedereen die een reis boekt, een vrijwillige bijdrage van drie euro te vragen. Bijna alle reizigers doen mee en aan het eind van het jaar verdubbelt Djoser de donaties.